Werkplekleren

Doorheen de lerarenopleiding loop je verschillende keren stage op verscheidene scholen. Wanneer je in je derde opleidingsfase zit, zijn er alternatieven voor de stage. Je kunt dan als student nog steeds een gewoon stagetraject van zes weken volgen, maar je kan ook kiezen voor werkplekleren. Veel studenten weten dat werkplekleren bestaat, maar begrijpen niet wat dat juist is. Wil jij weten wat werkplekleren juist inhoudt, lees dan zeker verder.

Gelijkenissen

Allereerst zijn er een aantal gelijkenissen tussen werkplekleren en een gewoon stagetraject. Zo moet je naast het lesgeven ook nog een aantal andere dienstverlenende taken volbrengen. Dat kan gaan van het geven van studiebegeleiding tot het deelnemen aan een vakvergadering.

Bovendien mag je de verdeling over je onderwijsvakken in je stagerooster in overleg met de stageschool zelf invullen. Dat wil zeggen dat je een aantal uren opgelegd krijgt waarin je moet lesgeven. Je mag dan zelf kiezen hoeveel uren je besteedt aan je twee onderwijsvakken, maar het totaal aantal uren ligt vast.

Ook krijg je geen controle meer van je vakdocent, maar komt er een willekeurige docent naar je stageschool. Die docent volgt dan geen les van je mee, maar komt eens langs om te kijken hoe het met je gaat. Je bespreekt dan kort hoe je stage verloopt en legt uit wat je al allemaal gedaan hebt. De docent kan dan ook spreken met de verschillende mentoren van de school en eventueel met de directie.

Verschillen

Bovendien zijn er een aantal verschillen tussen werkplekleren en een normaal stagetraject. Zo loop je tijdens het werkplekleren ongeveer vier maanden stage. Die stageperiode begint in januari en eindigt in mei. Wanneer je kiest voor een normaal stagetraject, loop je maar zes weken stage gelegen in de periode van half april tot eind mei.

Ook geef je tien tot twaalf uur les per week, wanneer je kiest voor werkplekleren. Omdat je in je derde opleidingsjaar ook nog een aantal opdrachten moet vervullen, ben je anderhalve dag per week vrij op je stageschool. Dan kan je op de UC Leuven-Limburg werken aan je bachelorproef, taken van RZL (religie, zingeving en levensbeschouwing) en LTL (leren thuis leren). Het vak CGP (constructiegericht project) wordt vervangen door een project op je stageschool. Wanneer je voor een normaal stagetraject kiest, geef je gedurende zes weken veertien uur per week les. Voor die stageperiode volg je gewoon les en werk je aan de opdrachten van RZL en LTL, de bachelorproef en de CGP’s.

Ten derde krijg je meer verantwoordelijkheid als je aan werkplekleren doet. Je mentor moet niet achteraan in de klas zitten om feedback te geven. Je mag dus alleen lesgeven. Ook mag je de les van een zieke leerkracht overnemen. Je moet dus heel flexibel kunnen zijn. Wanneer je een normaal stagetraject volgt, werk je wat minder zelfstandig. Je stagementor zit dan achteraan in het lokaal en geeft je na de les feedback.

Ten vierde wordt er een internetpagina gemaakt waarop de student, die werkplekleren volgt, zijn ervaringen deelt. Ook wordt daarop zijn centrale leervraag besproken en deelt hij mee welke gebeurtenissen hem geraakt hebben tijdens de stage. Wanneer je een normaal stagetraject volgt, wordt dat niet gedaan.

Voorwaarden

Ten slotte zijn er twee voorwaarden om werkplekleren te mogen doen. Allereerst moet je voor al je onderwijsvakken geslaagd zijn. Een tweede voorwaarde is dat je op je stage in het tweede opleidingsjaar minstens een 14/20 moet behalen.

Kortom, er zijn een aantal gelijkenissen en een aantal verschillen tussen werkplekleren en het normale stagetraject. Werkplekleren is grotendeels gebaseerd op zelfstandigheid en flexibiliteit. Het is bedoeld om meer ervaring in het lesgeven te krijgen en om je beter voor te bereiden op het werkveld. Bij het volgen van een normaal stagetraject krijg je daarentegen nog steeds veel begeleiding van je stagementor en je vakdocent. Dus wil je meer verantwoordelijkheid en wil je al eens proeven van het echte lerarenberoep, kies dan zeker en vast voor werkplekleren in je derde opleidingsjaar!

#alternatievestages